woensdag 19 augustus 2009

Nul doelpunten voor, zesendertig tegen

Costa Rica wordt ook wel het ‘Zwitserland van Centraal-Amerika’ genoemd. Elke reisgids vermeldt wel een keer deze bijnaam waar de Costa Ricanen zo trots op zijn. Het eert hun pacifisme, hun voorspoed en ordentelijke binnenlandse verhoudingen. Een witte raaf in het door oorlogen en staatgrepen geteisterde Midden Amerika.

Documentairemaakster Gabriela Hernández vroeg zich af waarom het dan toch komt dat zoveel jonge Costa Ricanen het land op illegale wijze verlaten en in het beloofde land, dat Verenigde Staten heet, hun geluk beproeven. Dat doen toch alleen Mexicanen, Salvadoranen en Hondurezen? Dat zijn toch de landen waar de bevolking in een uitzichtloosheid leeft dat hun geen andere keus laat dan de sprong naar het beloofde land te wagen?
Hernández is bezig met een documentaireproject over dit fenomeen dat door de Costa Ricanen het liefst genegeerd wordt omdat dit afbreuk doet aan het zelf gecreëerde imago van dit Zwitserland van Centraal Amerika.

Maar de Costa Ricaanse realiteit rechtvaardigt het thema. Er is een streek rond de koffiezone bij het stadje Péréz Zeledon (Zuidelijk Costa Rica) die de ´Vallei van de Eenzame Vrouwen’ wordt genoemd. De meeste mannen zijn er weg getrokken na een langdurige daling van de koffieprijs, hun vrouwen en kinderen achterlatend met de belofte geld te sturen als ze eenmaal werk hebben gevonden. En zo is er vrijwel iedere CostaRicaan die wel iemand in de naaste omgeving of familie kent die zijn geluk beproeft in de VS.
Veel Costa Ricanen zijn in New Jersey terechtgekomen en leven zoals de meeste migranten van een zelfde nationaliteit: veelal bij elkaar. Zo is er een wijk waar een levensgrote fles Imperial, het nationale biermerk, de bezoekers duidelijk maakt dat ze op het punt staan ‘CostaRicaans’ territorium te betreden.

Gabriela Hernández neemt als uitgangspunt voor haar documentaire het onwaarschijnlijke verhaal van 14 jongens van onder de 20 jaar die een fake-voetbalteam formeerden nadat een coyote een uitnodiging voor een prestigieus voetbaltoernooi in Dallas onderschept had. Sommigen hadden nooit een bal aangeraakt toen ze het tijdens het toernooi moesten opnemen tegen gevestigde namen als River Plate en Chicago. De drie wedstrijden eindigden in verlies met ongekende cijfers: nul doelpunten voor en zesendertig tegen. Het team liep bijna tegen de lamp toen een dokter een geblesseerde speler onderzocht en concludeerde dat de kuiten onmogelijk die van een voetballer konden zijn. De jongens waaierden na het laatste fluitsignaal uit over verschillende plaatsen in de Verenigde Staten.

Behalve dat er een onmiskenbaar komische aspect aan dit verhaal zit zegt het veel over de bereidheid van de jonge mannen om grote risico´s te nemen. Velen van hen waren nooit in de hoofdstad San José geweest toen ze naar Dallas vertrokken. Het toont een ander aspect van Costa Rica dat blijkbaar niet in staat is om de jongere generatie perspectieven te bieden op een betere toekomst.

zaterdag 18 april 2009

Naar de Verborgen Heuvel




Als een kwieke veertiger begin ik aan de 1000 treden die dwars door het oerwoud naar de herberg op de Cerro Escondido (de Verborgen Heuvel) leiden. Als een uitgebluste man die zich voorneemt meer te trainen werk ik aan de top de sap van de Guanabana met gulzige teugen naar binnen. Je moet wel in het bezit zijn van enige lichamelijke conditie om de ‘Cerro Escondido’ te bezoeken. Maar de beloning laat niet op zich wachten: een ultiem onthaasten in een paradijselijke omgeving, waar niet de luxe maar de eenvoud de toon voert. Het leven op het ritme van de natuur; wakker worden met de apen en de chachalaca’s (een soort hoenderachtige) en voor dag en dauw er op uit voor een stevige hike.
‘Cerro Esconido’ is een ruraal-toeristisch project op het schiereiland van Nicoya.
‘De oorsprong van het project’, zo legt Don Arnulfo, die zich hier over de gasten ontfermt, was niet toeristisch maar bedoeld om het gebied te herbebossen’.

Het om haar natuurbescherming zo luid bezongen Costa Rica heeft ooit flink werk gemaakt van het kappen van haar bossen. Het land geldt als één van de meest ontboste landen in de wereld. In het gebied waar ‘Cerro Escondido’ ligt kregen de kolonisten (vaak afkomstig uit de periferie van de Centrale Vallei) subsidies van de overheid om oerbos in cultuurland om te zetten. In de jaren ’80 bood het hele schiereiland de aanblik van een droge kale vlakte. Inheemse dieren die twintig jaar daarvoor nog volop aanwezig waren werd met uitsterven bedreigd. Bosbranden bedreigden de overgebleven plukjes bos. Het land werd langzaam maar zeker onvruchtbaar.
Het gebied, dat op een ecologische ramp leek af te stevenen, werd net op tijd gered door een lokale organisatie, ASEPALECO, die met internationale steun (waaronder Nederlandse) er in slaagde een aantal fincas aan te kopen en zich verder richtte op de oprichting van een blusbrigade, het beschermen van waterbekkens in het gebied en scholingsprogramma’s voor kinderen.
De organisatie werd een handje geholpen door een crisis in de prijzen van met name vlees, waardoor het voor boeren niet rendabel meer werd om een grote veestapel te houden. Grote stukken land begonnen daardoor vanzelf te regenereren. Een nieuw subsidieprogramma van de overheid dat er juist op gericht is de overgebleven bossen in stand te houden (boeren krijgen een bedrag per hectare bos op hun grondgebied) draagt ook een steentje bij. Het resultaat is indrukwekkend: het areaal bos is de afgelopen jaren in sneltreinvaart toegenomen, bosbranden komen bijna niet meer voor en het ecologische bewustzijn van de lokale bevolking lijkt een garantie voor duurzaamheid van de behaalde resultaten.

Twee dagen in de herberg van de organisatie geeft al een indruk hoe indrukwekkend de fauna geweest moet zijn toen Costa Rica nog onder een groot aaneengesloten bomendek lag. Het is simpelweg onmogelijk om langer te slapen dan 05.30 vanwege alle geluiden die we horen. Een hike even later naar een uitzichtpunt, ooit gebouwd om de omgeving op branden na te speuren, geeft een heel duidelijk scheidslijn weer tussen het beschermde (groene) gebied en de kale vlaktes er om heen. Daar boven, met zicht op de Golf van Nicoya, de bergen van Monteverde in het heiige einder, laat Don Arnulfo zijn dromen de vrije loop, het masterplan waar verschillende organisaties hard voor aan het werk zijn: het aanleggen van een biologische corridor tussen het uiterste puntje van het schiereiland (Cabo Blanco, de witte kaap) en de nationale parken in het noorden van de provincie Guanacaste. Pas dan, zo vertrouwt hij me toe, kan het symbool bij uitstek van een gezond ecosysteem , de Jaguar, ook hier weer een plek krijgen.

Geïnspireerd en kwiek begin ik na het ontbijt aan de weg naar beneden...


Meer informatie over ruraal toeristische projecten:

www.costaricavirtualguide.com/virt_authentick_cr.html

vrijdag 6 maart 2009

Concert voor piano en taxi-claxon

Eén van de merkwaardigste muzikale ervaringen beleefde ik in augustus 2005 toen ik met een groep gasten aankwam bij het hotel Centro Neotrópico in het plaatsje La Virgen de Sarapiquí, ongeveer 100 kilometer ten noorden van de hoofdstad van Costa Rica, San José. Wij kregen een ongebruikelijk verzoek van de hotelreceptie. Of we alsjeblieft niet wilden inchecken en stil wilden wezen. Het bleek dat er in de eetzaal een concert plaatsvond door een strijksextet. Niets opvallend was er te merken aan de musici: ze staken keurig in het zwart-wit en speelden alsof hun leven er van afhing. Het bijzondere was eerder de concertzaal: het was een half open ruimte die in directe verbinding stond met de natuur om het complex heen: de rivier de Sarapiquí en daarachter het primaire regenwoud.
De geluiden van de violen en cello’s werden zo vermengd met het onophoudelijke zacht geraas van de rivier erachter en de onwaarschijnlijke geluiden die het regenwoud bij nacht produceert: het metalige geluid van kikkers, cicaden die hele zakken met knikkers tegelijk op een plavuizen vloer lijken te laten vallen afgewisseld met een korte maar hevige hoosbui.
Een decor waar Brahms nooit van had kunnen dromen.

Het concert bleek te zijn georganiseerd in het kader van een jaarlijks terugkerend muziekfestival. Credomatic haalt in augustus van elk jaar uitstekende muzikanten naar Costa Rica. Hoewel San José het hart van het festival is, vinden veel concerten plaats in de provincie. Zo was bijvoorbeeld Corelli te horen met op de achtergrond een vuurspuwende vulkaan, Scarlatti aan de Caribische Zee en Mozart op de flanken van de vulkaan de Rincón de la Vieja.

Hetzelfde jaar bezoek ik (tijdens dat zelfde festival) een concert van de Canadese pianist Berkovsky, nu in het Nationale Theater in San José.
Het mooie theater werd aan het einde van de van de 19e eeuw door de landelijke koffie-elite neergezet om het culturele leven in de stad te stimuleren. Tegenwoordig, aan het begin van de 21ste eeuw, ligt het monument midden in de stad en is het omzoomd door belangrijke verkeersaders.
Zo kan men binnen het theater niet alleen de gebruiken van het Costaricaanse concertpubliek observeren, maar tevens een hoop opsteken van de verkeersmores in de calles en avenidas van San José.

Het publiek is opvallend jong. Veel verliefde paartjes die voor niet al te veel geld zich laven aan een romantische sfeer waarin het heerlijk zoenen is. Er wordt veel gevraagd van het concentratievermogen van Berkovsky. Het theater is nog in originele staat en piept en kraakt al van zichzelf. Costaricanen zijn notoire telaatkomers. Ook vandaag laten ze zich niet onbetuigd. Met name de dameshakken klinken als pistoolschoten door de zaal. Costaricanen zijn ook ongeduldig. Met name in de langzame gedeelten tijdens het concert is dat goed hoorbaar. Niet echter van het luisterende publiek. Maar duidelijk te horen door de wanden van het theater is het onophoudelijk getoeter van de auto’s waarmee de berijders hun voorgangers erop wijzen dat het verkeerslicht net op groen is gesprongen en er zo langzamerhand eens haast gemaakt moet gaan worden.

Dit, zo realiseer ik me, is een concert in de stadsjungle.

dinsdag 3 februari 2009

Pata BumBum (I’m Allright!)


Natuurlijk kun je in Cahuita fantastisch eten. Het laid-back dorpje ligt aan de Caribische kust van Costa Rica, dat sowieso een must is voor liefhebbers van exotische gerechten. De beroemde Miss Edith heeft er haar restaurant en een kookschool. Er zijn een aantal uitstekende restaurants met een internationale keuken waarvan ‘Sobre las Olas’ misschien het meest idyllisch gelegen is, direct aan zee. En er zijn ongetwijfeld meerdere restaurants die een bezoek absoluut waard zijn, maar die ik niet ken omdat ik de korte periodes dat ik er met regelmaat verblijf nooit om dat ene restaurant kan: “la Fé” (Het Geloof) van Walter “Bumbatta” Pineda.

Walter (Waltá) heeft zijn restaurant in het midden van die ene straat waaruit Cahuita eigenlijk uit bestaat. Tegen het middag uur verschijnt hij er; de ochtend gebruikt hij voor ‘de relax’. Als geboren Cahuiteño begroet hij de voorbijgangers in het Patois, dat merkwaardige taaltje dat in de hele Caribische streek gesproken wordt, een soort mengelmoesje van Engels, Spaans en lokale indianentalen.
Zijn bijnaam en tevens de naam van een geroemde saus die hij serveert, Bumbatta, is in het Patois een groet: Hoe gaat het? Waltá legt uit dat als iemand je in Cahuita in het voorbijgaan vraagt Bumbatta? het antwoord: Pata BumBum! is (I’m Allright!).

Restaurant La Fe ziet er tamelijk onooglijk uit. Het lijkt wel alsof het in het verleden geopend is nog voor het bouwwerk voltooid was en er in de jaren daarna geen zin werd gevonden om het zaakje wat op te kalefateren. De vloer is van ruw beton, de keuken wordt van het restaurant gedeelte afgescheiden met een gordijntje, een eenzaam Oropendula-nest hangt als decoratie wat te bungelen bij de toegang tot het toilet. Een aantal muurschilderingen van de plaatselijk gevierde schilder Campbell passen perfect bij de sfeer. Het meest exotisch is nog wel een wat verouderde bureautafel die achter in het etablissement staan en waarop de rekeningen geschreven worden.

De tijd is wellicht voorbij dat indien je een biertje bestelde gevraagd werd om die zelf even bij de belendende supermarkt te gaan halen. Om eventuele controleurs op het overtreden van de alcoholvergunning om de tuin te leiden vond je je biertje even later in een grote koffiemok terug op tafel. Maar de sfeer blijft. Juist omdat je normaal gesproken geduldigheid moet betrachten voor je je eten op tafel krijgt heb je uitgebreid de tijd om het dorpsleven te observeren, net een biertje te veel te drinken in de soms verzengende hitte en je zo langzaam over te geven aan het plaatselijke ritme en je voor even helemaal te verzoenen met het leven.

Het gerecht is een feest. Een schotel met rijst, broodvrucht en salade. Apart in een diep bord wordt de zeebaars in ‘La Fé-saus’ opgediend. Ik krijg er een lepel bij. Pata Bumbum!

Labels: , ,

woensdag 17 december 2008

YORKÍN III


Doña Bernardina is één van de drijvende krachten achter een project in de kleine indianengemeenschap van Yorkín dat in 1992 van start ging en het doel had de cultuur en de waardigheid van de gemeenschap te herstellen. Haar verhaal kan in vele indianengemeenschappen in Costa Rica verteld worden. Met dit verschil: het heeft een hoopvolle afsluiting. De Bri-Brigemeenschap van Yorkín (een dorpje aan de Caribische kant van Costa Rica tegen de Panamese grens aan) verkeerde in die tijd in een desolate situatie. Alle mannen werkten buiten het dorp op de grote bananenplantages. Daar werkten ze onder beroerde omstandigheden: overvloedig gebruik van landbouwgiften zorgden voor huid- en longaandoeningen en in meerdere gevallen een vroegtijdige dood. Het werkverband was onzeker: de werkgever kon stante pede beslissen om arbeiders te ontslaan. Dat gebeurde met een zekere regelmaat omdat overvloedige regenval er vaak voor zorgde dat een deel van de oogst verloren ging. Verzekeringen of een andere vorm van sociale zekerheid waren er niet. In Yorkín werd de BriBri-taal niet meer gehoord. De geldeconomie zorgde ervoor dat alle voedsel gekocht werd: er werd bijna niet meer verbouwd. In tijden van werkloosheid betekende dit dat kinderen ondervoed waren. Er werd volop gejaagd in het omringende regenwoud en het vlees van de dieren werd doorverkocht. Mensen ‘van buiten’ hakten bomen om met als doel een stukje grond voor zichzelf veilig te stellen. De inwoners uit de gemeenschap imiteerden dit gedrag. Bernardina en haar metgezellen vreesden voor de toekomst van hun kinderen en besloten initiatief te nemen. Inspiratie haalden ze bij de generatie van hun grootouders. Bernardina vertelt: “Zij leefden in harmonie met elkaar en de natuur. Ze waren wijs. Ze namen niet méér weg uit het woud dan ze strikt nodig hadden. Alles wat ze nodig hadden haalden ze uit het bos: alleen hun kleren en schoenen kochten ze van buiten. Ze verbouwden al hun eigen voedsel en jaagden op dieren die een aanvulling op hun voedsel waren. Zij waren zeer verenigd en hielpen elkaar. Deze levenswijze was bijna verloren gegaan.” De associatie van vrouwen vroeg en kreeg steun van een VN-organisatie. Ze startten een toeristisch project dat onderdeel werd van een groter project dat het volgende zou moeten gaan opleveren: versterking van de plaatselijke (BriBri) cultuur, bescherming van de natuurlijke omgeving, versterking van de economie en de plaatselijke bevolking. Ze praatten met de overlevenden van de oude generatie en dit stimuleerde hen enorm. Maar de obstakels waren groot. In de eerste plaats ondervond het idee om ‘Sikua’s’ (blanken) naar Yorkín te halen, veel weerstand: “Veel Bribri voelen zich slecht behandeld en vernederd sinds de komst van de blanken. Er was angst: “Wat komen de blanken doen? Waarom komen ze?” In het begin van het project durfden velen niet te praten met de blanken. De gidsen vertelden het hoogstnoodzakelijke en dat was het dan.” “We hebben inmiddels geleerd ons open te stellen”, vertelt Bernardina. “Een heleboel blanken menen het heel goed en zijn oprecht geinteresseerd in ons en willen ons steunen.” Een ander obstakel vormden de mannen. “Zij waren zeer jaloers. De indiaanse man is zeer ‘machista’, alhoewel dat een karaktereigenschap is die is over genomen van de blanke wereld. Oorspronkelijk waren in de BriBri gemeenschap de vrouwen de erfgenamen van land. Er was sprake van een matriarchaal systeem. De mannen maakten ons uit voor nietsnutten. We hebben pijnlijke scheidingen meegemaakt.” “We zijn gaan werken met de jongere generatie. Het kostte minder moeite om hen mee te krijgen. Inmiddels wordt er weer BriBri gesproken in het dorp.” Ook Bernardina leerde het. Ze haalden een aantal leermeesters uit dorpen nog dieper het woud in. Deze onderwezen de inwoners van Yorkín in de BriBri-taal. Bernardina: “Ik kan het nu spreken, ik maak korte zinnen. Mijn moeder sprak van jongs af aan in BriBri maar heeft het ons consequent geweigerd te leren. Ze vond het een ‘lelijke’ taal.” Het dorp verbouwd inmiddels 50% van het benodigde voedsel. ”Ons doel is om 80% van ons eten zelf te verbouwen. We willen dat kinderen scholing krijgen, maar hier, in Talamanca. We willen dat de regering ook op de middelbare school BriBri-onderwijs toestaat.” Het toerisme heeft de gemeenschap meer bewust gemaakt van die eigen cultuur. We krijgen Fransen, Engelsen, Spanjaarden.... Ze spreken allemaal hun eigen taal. We hebben gezien dat het hebben van een eigen cultuur juist iets waardevols is. We laten hen onze cultuur zien. Voor ons gaat het dan ook niet zo zeer ‘toerisme’: het gaat ons om uitwisseling.”

(Het dorpje Yorkín is te bezoeken. Mail voor meer informatie: info.travelfusion@gmail.com of kijk op de website www.costaricavirtualguide.com)

dinsdag 25 november 2008

YORKÍN II



De kamer die we toegewezen krijgen is precies zoals ik het gehoopt had. Het huisje is in BriBri-stijl opgetrokken –een ‘rancho’, zoals de BriBri dit noemen en heeft tegelijkertijd een aantal 'westerse' gemakken (zoals een muskietennet) die het leven 's nachts aanzienlijk veraangenamen. Het heeft een palmendak en een kleine veranda waarvandaan we recht het regenwoud in kijken. De douche is buiten en afgeschermd door een omheining van bamboe. Er staat een boom in de douche, die verder niet meer is dan een plastic pijp waar koel water uit komt. Precies goed. Wat een heerlijke ervaring om midden in het regenwoud in de openlucht te douchen. In de middag zwemmen we in het riviertje dat vlak achter het dorp loopt. We zwemmen naar de overkant, naar Panama. Het ‘dorp’ is eigenlijk meer regenwoud waarin een aantal plantages staan van bakbanaan en bonen. De verzameling rancho’s die over een groot oppervlak verspreid zijn vormen het dorp. Er is een schooltje in Yorkín en voortdurend komen we kinderen in uniform tegen die ons gedag zeggen. Een positieve verassing is dat in tegenstelling tot in veel andere indianengemeenschappen die ik bezocht heb het contact met de mensen makkelijk is. Ook zien de kinderen er goed uit: gezond, goed gekleed, vrolijk. Heel anders dan het beeld dat je krijgt als de inheemse bevolking in het landelijke nieuws komt.
De volgende dag neemt Roberto ons mee naar ‘hotspings’ op zo’n 1.5 uur lopen van Yorkín. Als we het dorp uit zijn is er bijna geen sprake meer van een pad. Het is meer een spoor dat onder andere door Roberto zelf gebruikt wordt om zijn vader op te zoeken. Die woont nog 2 uur verder lopen de bergen in. We gaan door rivierbeddingen dwars door het ongerepte woud. We zien sporen van herten en wilde zwijntjes. Opeens stopt Roberto. Hij laat ons voelen in een stroompje dat in de rivier uitkomt. Het is warm. Wat een verassing dat middenin het regenwoud opeens een plek is waar warm water uit de grond komt. Helaas is het niveau te laag om lekker in te gaan liggen. We scheppen het warme water over ons heen en we besluiten terug te keren naar het dorp. Onderweg komen we groepjes dorpelingen tegen die de oogst van de dag op hun rug naar het dorp dragen. De zware zak die ze dragen heeft een band die ze om hun hoofd aanbrengen. Zo zien we het typische tafereel in het dorp van een aantal noeste werkers (vrouwen en mannen) die met zware lasten terugkeren naar het dorp.

(voor meer informatie over Yorkín en ruraal toerisme in Costa Rica: info.travelfusion@gmail.com en de website www.costaricavirtualguide.com)

dinsdag 11 november 2008

YORKÍN I

In Costa Rica bestaan tientallen kleinschalige toeristische projecten die voortkomen uit initiatieven van lokale leiders. Zij zien in het toerisme een middel tot ontwikkeling van de plaatselijke gemeenschap, behoud van de eigen cultuur en bescherming van de natuur. Het gaat om het zgn. gemeenschapsgebonden rurale toerisme.

Deze projecten liggen vaak op plaatsen die bij het grote toeristenpubliek niet bekend zijn en bieden iets extra’s wat elders in de meer toeristische gedeelten bijna niet meer mogelijk is: direct contact met de plaatselijke bevolking en een kennismaking met hun gebruiken en levenswijze.

Eén van de projecten die altijd mijn belangstelling trok is Yorkín. Dit is een dorpje tegen de Panamese grens aan in een gebied dat Talamanca heet (in de zuidelijke Cariben van Costa Rica). Het ligt in het gebied van de BriBri-indianen en zij zijn zelf degenen die het project op gezet hebben en beheren. Toen de mogelijkheid zich voortdeed om een bezoek te brengen aan deze afgelegen gemeenschap aarzelde ik geen moment.

Yorkín is alleen te bereiken er boot. We kunnen met de auto tot aan de grensrivier met Panama, de Sixaola komen. In het plaatsje Bambu staat Roberto ons op te wachten. Hij bedient 1 van de bootjes die aan de oever van de rivier liggen te wachten. Het is niet meer dan een uitgeholde boomstam met een 25 pk motor erachter. Ook Dario ,een jongen van een jaar of. Langzaam krijg ik de rol van de eerste door, een jongen van een jaar of 14 die voor in de boot heeft plaatsgenomen. Doordat het al wekenlang niet geregend heeft is de stand van de rivier erg laag. We moeten stroomopwaarts en bij enkele versnellingen in de rivier dreigt de boot vast te komen zitten. Dan springt Dario op en met een stok van een meter of drie duwt hij de boot de versnelling door.
Het natuurlijke schouwspel om ons heen is adembenemend. Links en rechts torenen de bomen van het regenwoud boven ons uit in al hun weelde. We krijgen het idee dat ver de binnenlanden binnengaan. Een wat oudere indaanse vrouw en haar man die bij ons in de boot zit zetten we af in een bocht van de rivier en volgeladen met maïsmeel en olie verdwijnt zij in het woud.
Na een uur varen en duwen zien we een klein dorpje op de rechteroever. We leggen aan en na een wandeling van 15 minuten worden we ontvangen in het huis van de vrouwenorganisatie Stribawpa, de initiatiefnemer van het project. We zijn in Yorkín.





(voor meer informatie over Yorkin en ruraal toerisme in Costa Rica; info.travelfusion@gmail.com)

Labels: , , , ,