woensdag 17 december 2008

YORKÍN III


Doña Bernardina is één van de drijvende krachten achter een project in de kleine indianengemeenschap van Yorkín dat in 1992 van start ging en het doel had de cultuur en de waardigheid van de gemeenschap te herstellen. Haar verhaal kan in vele indianengemeenschappen in Costa Rica verteld worden. Met dit verschil: het heeft een hoopvolle afsluiting. De Bri-Brigemeenschap van Yorkín (een dorpje aan de Caribische kant van Costa Rica tegen de Panamese grens aan) verkeerde in die tijd in een desolate situatie. Alle mannen werkten buiten het dorp op de grote bananenplantages. Daar werkten ze onder beroerde omstandigheden: overvloedig gebruik van landbouwgiften zorgden voor huid- en longaandoeningen en in meerdere gevallen een vroegtijdige dood. Het werkverband was onzeker: de werkgever kon stante pede beslissen om arbeiders te ontslaan. Dat gebeurde met een zekere regelmaat omdat overvloedige regenval er vaak voor zorgde dat een deel van de oogst verloren ging. Verzekeringen of een andere vorm van sociale zekerheid waren er niet. In Yorkín werd de BriBri-taal niet meer gehoord. De geldeconomie zorgde ervoor dat alle voedsel gekocht werd: er werd bijna niet meer verbouwd. In tijden van werkloosheid betekende dit dat kinderen ondervoed waren. Er werd volop gejaagd in het omringende regenwoud en het vlees van de dieren werd doorverkocht. Mensen ‘van buiten’ hakten bomen om met als doel een stukje grond voor zichzelf veilig te stellen. De inwoners uit de gemeenschap imiteerden dit gedrag. Bernardina en haar metgezellen vreesden voor de toekomst van hun kinderen en besloten initiatief te nemen. Inspiratie haalden ze bij de generatie van hun grootouders. Bernardina vertelt: “Zij leefden in harmonie met elkaar en de natuur. Ze waren wijs. Ze namen niet méér weg uit het woud dan ze strikt nodig hadden. Alles wat ze nodig hadden haalden ze uit het bos: alleen hun kleren en schoenen kochten ze van buiten. Ze verbouwden al hun eigen voedsel en jaagden op dieren die een aanvulling op hun voedsel waren. Zij waren zeer verenigd en hielpen elkaar. Deze levenswijze was bijna verloren gegaan.” De associatie van vrouwen vroeg en kreeg steun van een VN-organisatie. Ze startten een toeristisch project dat onderdeel werd van een groter project dat het volgende zou moeten gaan opleveren: versterking van de plaatselijke (BriBri) cultuur, bescherming van de natuurlijke omgeving, versterking van de economie en de plaatselijke bevolking. Ze praatten met de overlevenden van de oude generatie en dit stimuleerde hen enorm. Maar de obstakels waren groot. In de eerste plaats ondervond het idee om ‘Sikua’s’ (blanken) naar Yorkín te halen, veel weerstand: “Veel Bribri voelen zich slecht behandeld en vernederd sinds de komst van de blanken. Er was angst: “Wat komen de blanken doen? Waarom komen ze?” In het begin van het project durfden velen niet te praten met de blanken. De gidsen vertelden het hoogstnoodzakelijke en dat was het dan.” “We hebben inmiddels geleerd ons open te stellen”, vertelt Bernardina. “Een heleboel blanken menen het heel goed en zijn oprecht geinteresseerd in ons en willen ons steunen.” Een ander obstakel vormden de mannen. “Zij waren zeer jaloers. De indiaanse man is zeer ‘machista’, alhoewel dat een karaktereigenschap is die is over genomen van de blanke wereld. Oorspronkelijk waren in de BriBri gemeenschap de vrouwen de erfgenamen van land. Er was sprake van een matriarchaal systeem. De mannen maakten ons uit voor nietsnutten. We hebben pijnlijke scheidingen meegemaakt.” “We zijn gaan werken met de jongere generatie. Het kostte minder moeite om hen mee te krijgen. Inmiddels wordt er weer BriBri gesproken in het dorp.” Ook Bernardina leerde het. Ze haalden een aantal leermeesters uit dorpen nog dieper het woud in. Deze onderwezen de inwoners van Yorkín in de BriBri-taal. Bernardina: “Ik kan het nu spreken, ik maak korte zinnen. Mijn moeder sprak van jongs af aan in BriBri maar heeft het ons consequent geweigerd te leren. Ze vond het een ‘lelijke’ taal.” Het dorp verbouwd inmiddels 50% van het benodigde voedsel. ”Ons doel is om 80% van ons eten zelf te verbouwen. We willen dat kinderen scholing krijgen, maar hier, in Talamanca. We willen dat de regering ook op de middelbare school BriBri-onderwijs toestaat.” Het toerisme heeft de gemeenschap meer bewust gemaakt van die eigen cultuur. We krijgen Fransen, Engelsen, Spanjaarden.... Ze spreken allemaal hun eigen taal. We hebben gezien dat het hebben van een eigen cultuur juist iets waardevols is. We laten hen onze cultuur zien. Voor ons gaat het dan ook niet zo zeer ‘toerisme’: het gaat ons om uitwisseling.”

(Het dorpje Yorkín is te bezoeken. Mail voor meer informatie: info.travelfusion@gmail.com of kijk op de website www.costaricavirtualguide.com)